Wist u dat benadeelden in een strafzaak de kosten voor hun advocaat terug kunnen krijgen?
Kosten voor verleende rechtsbijstand komen in het strafproces wél voor vergoeding in aanmerking, maar niet in het kader van een “vordering benadeelde partij”.
Op 5 april jl. deelde ik een
bericht dat betrekking had op de positie van benadeelden. Daags daarna, op 11 april, verscheen een arrest van de Hoge Raad over deze materie.
[ECLI:NL:HR:2017:653]
In deze casus ging het om kosten van rechtsbijstand. De vraag was of deze kunnen worden meegenomen in een “vordering benadeelde partij”. Uiteraard beantwoordt de Hoge Raad deze vraag: nee, dit kan niet. De vraag was eigenlijk al in 1999 beantwoord door de Hoge Raad
[ECLI:NL:HR:1999:ZD1533]. In dit nieuwe arrest wordt echter een mooi overzicht gegeven van alle relevante wetsartikelen.
Kosten die zijn gemaakt voor rechtsbijstand zijn geen onderdeel van de schade die is veroorzaakt door een strafbaar feit.
Artikel 51f WvSv biedt geen ruimte voor een vergoeding in dat kader. Wanneer de benadeelde die kosten vordert in het kader van een vordering benadeelde partij, dan moet die vordering in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.
Wanneer de benadeelde de kosten van rechtsbijstand vergoed wil krijgen, dient dat te gebeuren op basis van
artikel 592a Sv. Over dit verzoek dient in het vonnis apart te worden beslist.
Bij de begroting van de kosten dient dezelfde maatstaf te worden gehanteerd als in civiele procedures. Dat wil zeggen dat het liquidatietarief richtinggevend kan zijn. Maar het kan zo zijn dat, in gevallen waar bijstand aan een benadeelde is verleend, die tarieven niet passend zijn.
Dat de kosten voor rechtsbijstand niet mee kunnen worden genomen in de “vordering benadeelde partij”, betekent overigens ook dat de schadevergoedingsmaatregel nooit kan worden opgelegd om betaling van de kosten van deze rechtsbijstand af te dwingen.
Let wel: kosten ter vaststelling van de schade, kunnen wél worden meegenomen in de vordering benadeelde partij. Zie daarvoor onder andere de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 september 2016.
[ECLI:NL:RBNHO:2016:7654, Rechtbank Noord-Holland, 13-09-2016]
Voor dat aspect verwijst de rechtbank naar het Burgerlijk Wetboek, meer specifiek
artikel 6:96 en verder.